Pinot noir levert wijnen met een licht rode kleur. Een fruitig karakter en een zijdezacht textuur is wat de druif kenmerkt. Een aantal van de grootste wijnen van de wereld worden gemaakt van pinot noir. Overal ter wereld wordt de druif aangeplant, maar in de Bourgogne worden de allermooiste resultaten behaald.
Het is een grillige druif die veeleisend is. Klimaat, bodem en de wijngaard zijn van grote belang en zijn ook direct terug te proeven in de wijn. De pinot noir doet het goed in de wat koelere wijngebieden, maar niet té koel anders kan de wijn dun en bleek worden. Als het klimaat te warm is, wordt de wijn minder interessant. De dunne schil zorgt er voor dat de druif vatbaar is voor meeldauw en rot. Door deze dunne schil bevatten veel pinot noir wijnen vaak weinig tannine. De pinot noir is geschikt om op Frans eikenhout te laten rijpen. Het grovere Amerikaans eiken geeft veelal te veel vanille-tonen af, wat de wijn niet ten goede komt. Naast Bourgogne is pinot noir ook aangeplant in de Elzas, Duitsland (hier beter bekend als spätburgunder), de koelere gebieden in Californië, Nieuw-Zeeland en Australië. Ook wordt de druif gebruikt in mousserende wijnen zoals in Champagne en Zuid-Afrikaanse bubbels.
De jonge pinot noirs zijn fruitig. Bij rijping op hout ontstaan romige, vanilleachtige nuances. Als de wijn wat langer rijpt zal deze aroma’s van truffel en wild ontwikkelen. De mooiste pinot noirs ontwikkelen geuren van frambozen, kersen, aardbeien en bloemen. De beste bourgognes hebben jaren nodig om hun topniveau te bereiken, die ze dan lang behouden.